Daar zit je dan. Net geland op het vliegveld van Venetië. De USB sticks branden in je binnenzak van verlangen. Over een paar uur zal een muzikale selectie met het gewicht van een halve bokkenpoot de Alpen moeten innemen. Er is echter één probleem. De bestuurders van de vliegtuigtrappen staken. Niet het eerste wat je vroeger bij 5 tegen 5 had ingevuld als “redenen voor vertraging”.

We krijgen het pas te horen als we allemaal al staan. Het blijft een gekke gewoonte. Dat mensen elke keer opnieuw kromgebogen staan te wachten totdat ze het gangpad in mogen. Terwijl het geen seconde langer duurt als ze gewoon lekker blijven zitten. Nog vreemder is het dat ze het vandaag een uur lang blijken vol te houden. Ik staar wat uit het raam. Je zou niet zeggen dat je een steenworp verwijderd bent van één van de allermooiste steden in Europa en een halve tank van één van de allermooiste natuurgebieden. Mijn blik rust op een betonnen muur, die langzaam blauw wegtrekt. Gruis wordt golf. Ik vlieg op een dolfijn naar de zon.

“Sir… Sir… SIR!!!”

Of ik niet wil kwijlen op de trolley van mijn buurvrouw?

Rock ’n roll is in slaap vallen wanneer het geen zin heeft.

Vier uur later ben ik dan eindelijk op mijn bestemming. Kaltern. Midden in Zuid-Tirol. Een gebied dat nog te Duits is om echt bij Italië te horen. Maar ook weer niet zo Duits dat er een Catalonië-achtige trots heerst. Volgens de organisator van Kaltern Pop moest er maar eens een einde komen aan het minderwaardigheidsgevoel. De combinatie van verbluffend natuurschoon, overdaad aan faciliteiten en een opmerkelijk gastvrije samenleving, maakt Kaltern tot de ideale festival locatie. Door de wijd geopende ogen van de festivalgangers lijken de Kalternaren met een hervonden trots naar hun thuisland te kijken.

Neem nou het echtpaar van Hans Am Hang. Wanneer ik aankom zitten de eigenaren van het vijf sterren paleis (waar ik ieder jaar mag overnachten) gewoon aan de backstageschnitzel. Er wordt meteen een stoel bijgezet, verteld dat er extra cola in mijn minibar staat én gememoreerd aan een nummer dat ik vorig jaar draaide. Op mijn beurt nodig ik ze uit voor Spinvis later die avond in het Verreinhaus.

Spinvis.

Op tour door Duitsland.

Gaat dat goed?

Ja, dat gaat goed!! De zaal staat niet helemaal ramvol en de lichtman doet er alles aan om dat ook te benadrukken, maar het kan het humeur van Spinvis en zijn band niet drukken. Gewapend met een aantal vertaalde liedjes (Zehntausend Schwalben! Ich Will Ganz Einfach Schwimmen! Das Vorteil Von Video!) wordt het dorpshuis vakkundig veroverd. Ik denk aan het geheim van K-Pop. Dat er om de drie Koreaanse zinnen even één Engels woord voorbij komt. Voor de internationale markt. Mensen luisteren toch zelden volledige teksten en één goed getimed woord is voldoende om de fantasie de rest te laten doen. Meteen denk ik aan andere nummers van Spinvis. En welke woorden dan.

Kirche. Nasenloch. Vergesse.

Het allermooiste aan de Duitse muziekbeleving vind ik het grote gebrek aan ironie. Guilty pleasures zijn pleasures. Volkszangers zijn zangers, die je goed of niet goed kunt vinden. Gebreide truien zijn gebreide truien.

Voor me staat een voltallig gezin onhandig te genieten. Moeder droogt een traan. Haar zoon heeft voor het eerst gedanst. Niet veel later staan we met zijn allen “Zugabe! Zugabe!” te roepen.

Reis weit, trink Wein, denk nach, lach laut, tauch tief,
komm zurück.

Spinvis komt terug. De volgende dag, in een Habsbrugs Hotel, aan de Mendola Pas. Sissi heeft er ooit nog geschuifeld. In hetzelfde hotel trad eerder ook Loney Dear op, samen met een Bach-koor uit Berlijn. De lokale koster keek toe, in pij.

Hou op met mijn weke hart!!

Omdat ik zelf twee nachten moet draaien en niet als een gebroken man op het podium kan gaan staan, ga ik tussendoor even naar het Carlo Dibiasi zwembad in Bolzano. De duiker Carlo Dibiasi werd tijdens de Olympische Spelen van 1936 tiende op de tienmeterplank. Genoeg om een indrukwekkend vormgegeven openbaar zwembad naar je vernoemd te krijgen.

Het is de derde keer dat ik draai op Kaltern Pop. Het is de derde keer dat ik ga zwemmen in Bolzano. Ook is het de derde keer dat ik vergeet dat je in Italië een badmuts moet dragen, wat leidt tot de volgende licht komische dialoog met de medium Engels sprekende badmeester:

“You have hair sir”

“Yes, thank you”

“But you should not have hair!”

“Well, I’m not thát old!”

“No no —vist in grote gele mand- take this and you don’t have hair”

“Een badmuts!”

“Sorry?”

“Eh, yes, si, grazias, I mean grazie… no hair!”

“No hair.”

Fris. Fruitig. Het draaien. Wat kunnen we zeggen over St. Paul? Nou, het ging goed. Ik stond ook dit jaar weer geprogrammeerd in Kuba. Kuba! Tijdens mijn puberteit woonde ik in Maastricht en moesten we het doen met één café voor zestig man (Banana’s) als je ook maar enigszins andere muziek wou horen. Kaltern heeft Kuba, een ondergronds poppodium met alles erop en eraan. Een filmhuis ernaast. Dit gun je iedere puber.

Voordat deze terugblik op het weekend nu een heel boekwerk in blauwe kaft wordt, laat ik het wat mijzelf betreft even bij de Duitse keuzes:

Perel – Alles (Red Axes Remix)
Kraftwerk – Trans Europe Express
Nighttrain – Hallo Bimmelbahn
DAF – Als Wärs Das Letste Mal (Boys Noyze Remix)
Fehlfarben – Es Geht Voran
Marianne Rosenberg – Ich Bin Wie Du

Kaltern Pop Festival is sterk gelinkt aan het Duitse Haldern Pop. Naast Duitsers komen er ieder jaar steeds meer bezoekers uit de regio. Ook bij mij. Een Martin Garrix zal ik nooit worden. Maar ik vind het totaal ontroerend dat er zich in Italië mensen verheugen op mijn set. Als het half vijf is en Nina Simone voor de laatste keer “I’m Going Back Home” zingt, staat het echtpaar van het hotel voor mijn neus: “jetzt schon???”

Ich bin ein Kalterner!

Laat een reactie achter